Noah vond dat Captain Hook helemaal niet kon weten dat hij degene was die een zeil had opengereten, laat staan dat hij een ander had verbrand, dus op hem gaan schelden vond hij geheel onterecht. Niet dat hij geen gelijk had of zo, maar hij kon het gewoon niet weten. Misschien had iemand anders het gedaan, kon best toch. Hij was echt niet de enige in Neverland, hoor. Wat wel grappig zou zijn eigenlijk, de enige zijn in een heel land. Maar, bedacht hij zich toen, dan zou Captain Hook er ook niet zijn en dus niemand om te plagen. De rest trouwens ook niet en die zou hij wel gaan missen dan, hoor. Waarheen zouden ze dan zelfs gaan? De meeste mensen in Neverland hadden niet echt ergens om naartoe te gaan – daarom waren ze ook, je weet wel, daar. In theorie hadden ze heus wel familie, maar die hadden ze ook allemaal achter zich gelaten en hij dacht niet dat ze heimwee hadden. Zouden ze vast wel zeggen als dat zo was.
Hij wist niet goed of Hook eerst zijn zeilen zou vervangen en daarna pas achter hem zou aankomen of andersom. Hij hoopte op het eerste, maar hij was niet helemaal zeker, dus maakte hij gebruik van die geweldige bossen die daar ook weer heel toevallig waren om zich daarin te verbergen. Ondertussen kende hij de bossen op zijn duimpje – het zou kunnen dat dit soort situaties geregeld voorkwamen, maar daarvoor was geen enkel bewijs – en over het algemeen was het niet erg moeilijk om te ontkomen. Deels omdat er nooit iemand was en deels omdat, je weet wel, hij de bossen op zijn duimpje kende en piraten meestal niet van bossen hielden. Ze wisten niet wat ze misten – de bossen waren geweldig.
Hij liep dus door de bossen en probeerde er niet aan te denken dat de richting vanwaar hij kwam verdacht stil was. Eigenlijk hoefde hij zelfs niet te proberen – hij merkte vooral op dat de richting waarnaar hij toe ging niet zo stil was. Wacht, nee, dat klopte niet. Het was wel stil op zich, maar hij was er vrij zeker van dat hij iemand iets had horen zeggen daar, dus hij ging ernaartoe. Je wist maar nooit en zo, misschien was er iets belangrijks aan de gang. Toen hij er zo ongeveer zestig procent zeker van was dat er iemand anders dicht in de buurt was en dat de iemand in kwestie degene was die wat geluid had voortgebracht, zei hij: ‘hoi.’
Misschien had hij iets anders moeten zeggen, maar “hoi” klonk als een goed begin.